Recent had ik een gesprek met een leidinggevende in een zorgorganisatie voor ouderen. We spraken over manieren om iedereen in de organisatie (weer) te laten doen waarvoor die de zorg was ingegaan: er voor andere mensen zijn op een manier waardoor de ander (en jezelf) zich gelukkiger voelt.
Op de een of andere manier blijkt dat in organisaties lastig vol te houden. Hoe kan het bijvoorbeeld dat op een plek waar dementerende ouderen wonen een keukenla open blijft staan met messen? Tja, dat hoort natuurlijk niet, maar het zou een keer “vergeten kunnen zijn” om de la te sluiten. Maar wat nog meer verwondering wekt is dat als dit incident wordt gesignaleerd, iedereen zich meent te moeten verschuilen achter regels of achter anderen. Hoe kan dat nou? Terwijl ieder van die medewerkers in de thuissituatie, bijvoorbeeld met kleine kinderen, de chloorfles toch echt onbereikbaar weg zet dan wel de la met messen heeft voorzien van een klemmetje. Het lijkt wel alsof regels ertoe leiden dat mensen in hun werk zich niet meer verantwoordelijk voelen voor zaken die we thuis gewoon vinden.
Zo kwamen we te spreken over een moreel kompas. Stel dat je als organisatie een manier kunt vinden om met iedereen samen een moreel kompas te ontwikkelen dat voor iedereen in de organisatie kan dienen als een leidraad voor handelen. Dat kompas van de organisatie zou dan ook in hoge mate overeen komen met wat iedere medewerker thuis “gewoon” vindt. Dus het moet een goede balans hebben tussen datgene wat nodig is om ook op langere termijn gelukkig te leven. Een soort van 10 geboden.
Binnen een organisatie (zoals een gezin of een zorgorganisatie) gaat het dan dus over zaken die te maken hebben met rechten en verschillend mogen zijn (zoals eigen ruimte en eigen tijd) enerzijds, en over plichten en afspraken waaraan ook ieder zich houdt (opruimen/poetsen en financiële beperkingen). Je zou kunnen zeggen: binnen zo’n gemeenschap ben je er (ook) voor elkaar. Het kompas bevat een samenspel van thema’s die elkaar in balans houden.
Op het geheel van de organisatie ontstaat dan ook, binnen de beleidskaders van het bestuur, een gezamenlijk moreel kompas. Veel zaken verlopen als vanzelf soepel binnen die “manieren, manieren”, met gelukkige mensen als gevolg. Toch mag iedereen zich ook dagelijks erover verwonderen als dat een keer niet gebeurt. Heeft iemand mogelijk zich vergist of heb jij iets niet gezien, of is het morele kompas enigszins uit het oog verloren. Dat gebeurt thuis en op het werk. Als die verwondering vertaald kan worden in “elkaar bevragen en samen kijken” dan wordt het gewenste gedrag steeds vanzelfsprekender. Wedden?
Er zijn trouwens een paar mensen die altijd extra in de gaten worden gehouden als het gaat om het dagelijks naleven van het moreel kompas van een organisatie. Dat zijn degenen die de missie uitdragen als leidinggevenden. Dus die mogen extra open staan voor reacties uit hun omgeving, in taal of in lichaamstaal. Niemand heeft gezegd dat het simpel is, maar wel erg de moeite waard, zo’n moreel kompas samen ontwikkelen én naleven.
Ger Haan