Aanscherping fusietoezicht zorgsector: succesvol samenwerken wordt belangrijker

Inleiding

De Minister van VWS onderzoekt hoe het toezicht op fusies in de zorgsector kan worden aangescherpt. Fusies kunnen namelijk leiden tot complexere organisaties, hogere kosten en onbestuurbaarheid. Deze nadelen kunnen ook intreden wanneer er geen sprake is van een mededingingsprobleem en is voldaan aan alle eisen binnen de huidige zorgspecifieke fusietoets.

Op 23 oktober 2018 heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) haar advies aan de minister gepubliceerd. Van belang is de suggestie om fusies boven een bepaalde schaalgrootte te verbieden, tenzij hier substantiële voordelen tegenover staan. De bewijslast hiervoor ligt bij de fuserende partijen. Een van de toetscriteria is aan te tonen waarom de beoogde voordelen niet op een andere manier gerealiseerd kunnen worden, bijvoorbeeld via samenwerking.

Suggesties verscherping fusietoezicht zorg

Fusies binnen de zorgsector gaan gepaard met risico’s. Risico’s voor de betaalbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg in het kader van schaalvergroting en grote machtsconcentraties. De minister heeft daarom het ACM gevraagd om suggesties hoe deze risico’s beter te beheersen. De ACM heeft hierover geadviseerd, waarbij zij heeft afgestemd met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd i.o. (IGJ).

De wettelijke toezichthouders erkennen de door de minister genoemde risico’s en met name de ACM heeft drie suggesties om het toetsingsbeleid bij zorgfusies aan te scherpen:

  1. fusies waarvan één van de zorgaanbieders over een aanmerkelijke marktmacht-positie beschikt zijn in bepaalde situaties en bepaalde zorgsectoren verboden, tenzij hier substantiële voordelen tegenover staan;
  2. verplichting voor zorgaanbieders met een aanmerkelijke marktmacht-positie om delen van zorg af te stoten als dit vanuit een kosten- en toegankelijkheidsperspectief wenselijk is;
  3. fusies boven een bepaalde schaalgrootte zijn verboden, tenzij hier substantiële voordelen tegenover staan.

Bij suggestie 1 en 3 wordt de bewijslast omgedraaid. Het is aan de fuserende partijen om aan te tonen dat in een specifieke geval de fusie kan doorgaan omdat deze substantiële voordelen voor patiënten en/of verzekerden oplevert. De ACM erkent dat in specifieke gevallen fusies bijdragen aan de kwaliteit en toegankelijkheid van de geleverde zorg. De fuserende partijen moeten dan aantonen:

  1. hoe groot de voordelen zijn en op welke termijn deze gerealiseerd worden;
  2. of de voordelen niet ook op een andere manier gerealiseerd kunnen worden, bijvoorbeeld via samenwerking, en
  3. dat de voordelen in voldoende mate worden doorgegeven aan patiënten of andere afnemers.

De ACM breekt vervolgens een lans voor meer publieke verantwoording. Het huidige instrumentarium toets een fusie vooraf. Als een fusie is goedgekeurd vindt er in beginsel geen toetsing achteraf plaats of de zorgaanbieders de beoogde voordelen realiseren. Het wordt aan de zorgaanbieders overgelaten om initiatief te nemen om richting hun stakeholders hierover verantwoording af te leggen. De ACM geeft als suggestie om van de zorgaanbieders te eisen dat zij – voor een bepaalde periode –  periodiek openbaar rapporteren over de realisatie van de voordelen.

Succesvol samenwerken

Het voornemen van de minister om kritischer te kijken naar het ontstaan van grote zorgaanbieders sluit aan bij de huidige ‘maatschappelijke frame’ dat groot niet beter is. In tegendeel, groot is juist riskant. Zorgaanbieders zullen hiermee rekening moeten houden bij het bepalen van hun groei of toekomst strategie.

Bij het bepalen van deze strategie doorlopen zorgaanbieders een interne besluitvormingsproces waarin betrokken wordt of fusie de beste vorm is. Samenwerken wordt ook overwogen. Net als bij fusie kent ook samenwerken nadelen en risico’s. Fusie krijgt doorgaans de voorkeur vanwege de schijn van betere maakbaarheid. De fuserende partijen veronderstellen dat het concentreren van bestuursmacht hen beter in staat stelt om de beoogde voordelen te realiseren. De praktijk is vaak anders. Teveel afhankelijkheid en een stroperig proces worden vaak gezien als de nadelen bij samenwerken.

Tóch zullen zorgaanbieders kritischer moeten stilstaan bij de mogelijkheden van samenwerken. Wat daarbij helpt is te onderzoeken welke factoren hebben bijgedragen aan samenwerkingen die al succesvol zijn. Het vooraf inventariseren hoe de eigen organisatie aan deze succesfactoren voldoet en hoe de eigen organisatie zich hierin verder kan ontwikkelen, zal bijdragen aan het succes.

ZorgopKoers kan hierin ondersteunen door de alliantievaardigheden en het alliantieproces van een organisatie in kaart te brengen en groei hierdoor mogelijk te maken.

 

Henry Goverde