Inleiding
Langzamerhand is het een maatschappelijk thema aan het worden: hoeveel mag je verdienen met zorg. De discussie rond Sywert van Lienden en zijn ‘mondkapjes-deal’ is een recent voorbeeld. Als samenleving eisen wij dat de zorg in Nederland toegankelijk en betaalbaar blijft. Ná de pandemie, de geringe beloning van zorgpersoneel, en door de alsmaar stijgende zorgkosten wordt de maatschappelijke acceptatie van winst maken binnen de zorgsector moeilijker.
NZa: complexe juridische structuren
In dit verband is interessant het recente onderzoek van de NZa naar complexe juridische structuren van zorgaanbieders. Het onderzoek is een studie naar verschillende bedrijfsstructuren die kunnen bijdragen aan het weglekken van zorggelden. Dit weglekken vindt de NZa onwenselijk. Zorggeld moet aan zorg worden besteed. Het onderzoek is erop gericht om het risico van het weglekken van zorggelden te minimaliseren.
Uit het onderzoek blijkt dat het risico op het weglekken van zorggelden groter is indien bij de zorgondernemer sprake is van een complexe juridische structuur. Volgens de NZa hebben complexe juridische structuren een aantal algemene kenmerken:
- de ondernemingsstructuur bestaat uit een (groot) aantal rechtspersonen die aan elkaar zijn verbonden. Deze rechtspersonen zijn op het eerste gezicht niet duidelijk aan elkaar gelieerd, maar in feite wel (in)direct met elkaar verbonden;
- er sprake is van shared services: diensten worden uitbesteed en vastgoed wordt gescheiden van zorg; en
- het mogelijk is om dividend uit te keren aan de aandeelhouders.
De NZa onderkent dat er voor zorgaanbieders rationele overwegingen kunnen bestaan om een complexe juridische structuur op te (willen) zetten. Bijvoorbeeld om economisch en juridisch zeggenschap te splitsen, flexibiliteit in geldstromen te bewerkstellingen, goed te kunnen sturen op het aannemen van kwalitatief hoogwaardig personeel, dividend te kunnen uitkeren of om financiële risico’s te spreiden en daarmee een duurzame bedrijfsvoering na te streven. De motieven van de zorgondernemer hoeven dus niet te gericht te zijn op weglekken van zorggelden.
Andersom is het niet uit te sluiten dat zorgondernemers de complexe juridische structuren in sommige gevallen wel gebruiken op een wijze die de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg onder druk kan zetten. Er zijn dus wel degelijk risico’s aan complexe juridische structuren.
Als overkoepelend risico geldt dat dergelijke structuren het weglekken van zorggelden aan het zicht onttrekken, omdat:
- de besluitvorming en de financiële stromen binnen de zorgonderneming niet transparant zijn;
- het ontbreekt aan extern toezicht omdat de structuren zo zijn opgezet dat de externe toezichthouders slechts grip hebben op een klein deel van de zorgonderneming die als zorgaanbieder conform de Wkkgz en Wtzi fungeert. Het deel van de onderneming waar een groot deel van het zorggeld naar toe stroomt blijft buiten het zicht en handhaving van de externe toezichthouders.
Risico voorkomen door het barrièremodel
Naar aanleiding van het onderzoek wil de NZa het risico op weglekken van zorggelden verkleinen door het hanteren van het zogenaamde barrièremodel. Het barrièremodel is een instrument dat eerder succesvol is ingezet bij de aanpak van verschillende vormen van fraude. Door het inrichten van ‘barrières’ wordt het voor ondernemers moeilijker om constructies op te zetten waardoor zorggelden weglekken. De NZa wil de hulp inschakelen van banken, notarissen, accountants, zorgverzekeraars en zorgkantoren welke barrières het beste kunnen werken en hoe deze het beste kunnen worden ingericht. Deze partijen kunnen dan als poortwachters een belangrijke bijdrage leveren aan het gezamenlijke streven dat zorggeld aan zorg wordt besteed.
Ik kan me voorstellen dat er weerstand ontstaat bij de poortwachters. In feite wordt een deel van het wettelijke toezicht naar hen verlegd, zonder dat zij daartoe zijn uitgerust. Bovendien, het barrièremodel beantwoord niet de onderliggende vraag ‘hoeveel mag je verdienen aan zorg’.
Het is belangrijk dat innovaties zoals het samen ontwikkelen van een effectief barrièremodel opgepakt worden. Als er geen ruimte is voor deze vorm van innovatieve samenwerking dan is de kans groter dat er wetgeving ontstaat die het maken van winst in de zorg verbiedt. Een dergelijk algeheel verbod heeft als negatieve keerzijde dat particuliere initiatieven in de zorg worden ontmoedigt. Willen we in Nederland de zorg toegankelijk en betaalbaar houden dan moeten we open willen staan voor innovaties van buiten de zorgsector zelf. Ik hoop dat de poortwachters dit inzien en zich realiseren dat zij ook een maatschappelijke functie hebben.
Henry Goverde