WOZO: de toekomst van de ouderenzorg

Inleiding
In de zomer van 2022 heeft de minister van VWS haar plan kenbaar gemaakt voor de toekomst van de ouderenzorg: het programma “Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen” (WOZO). Urgentie is de drijfveer achter het WOZO-programma. De zorgvraag van ouderen heeft het aanbod overtroffen. Met WOZO is daarom de minister direct met de betrokken partijen in actie gekomen om op korte termijn waar nodig bij te sturen of doorbraken te realiseren.

WOZO
De minister is heel duidelijk: ‘de ouderenzorg moeten we anders organiseren’. Alle betrokkenen moeten gezamenlijk zoeken naar oplossingen. De overheid neemt de regie, stimuleert de beweging en bevordert de samenwerking tussen partijen.

Het WOZO programma kent drie uitgangspunten: zelf als het kan, thuis als het kan en digitaal als het kan. Centraal staat het bevorderen en ondersteunen van de zelfredzaamheid van de oudere. Door langer zorg thuis te ontvangen – wat overigens niet automatisch betekent dat deze zorg door zorgprofessionals wordt geleverd – en door meer inzet van e-health technologieën. Wat e-health betreft is de minister ervan overtuigd dat de integratie van digitale technologieën in werkprocessen een sleutelfactor wordt voor succes.

Cruciaal is het aanbrengen van samenhang in ondersteuning en zorg in Wmo, Zvw en Wlz. Het creëren van deze samenhang draagt bij aan een meer toekomstbestendige organisatie van ondersteuning en zorg in Nederland. Hiervoor is vereist dat partijen domeinoverstijgend samenwerken en dat de wijze van bekostiging en inkoop van ondersteuning en zorg dat stimuleert.

Het duizelt
Er is zoveel gaande in de ouderenzorg dat ik me kan voorstellen dat het betrokkenen duizelt. Door de vele samenhang, is het overzicht snel verloren. Wat helpt is om houvast te zoeken in zekerheden en daarop te sturen Ik noem er twee.

De eerste is: ‘het gaat niet meer zoals we het deden’. Een open deur intrappen misschien, maar wél een belangrijke. Vanwege onder meer vergrijzing, complexere zorgvragen en arbeidskrapte zullen zorgaanbieders het anders moeten doen. Daarbij is óók cruciaal niet ‘wat gaan we dan anders doen’, maar ‘hoe gaan we het anders gaan doen doen’.

De natuurlijke neiging van zorgprofessionals is snel stil te staan bij wat anders gedaan kan worden. Van hun leiders mag verwacht worden stil te staan bij de vraag ‘hoe we het anders gaan doen’. Deze ‘hoe-vraag’ gaat over de cultuur van de organisatie. Een organisatie met een hoge mate van creativiteit en innovatievermogen, waar professionals zich veilig voelen en door hun leiders worden gestimuleerd om multidisciplinair te experimenten hoe goede zorg anders geleverd kan worden, is toekomstbestendig. Belangrijke uitgangspunt daarbij is goed in te spelen op de tweede zekerheid.

De tweede zekerheid is ‘we kunnen het niet langer alleen doen’. Sterker nog, het lijkt erop alsof een uitgangspunt van het rijksbeleid is dat zorgaanbieders het niet meer alleen mogen doen. Overal lees je over de noodzaak om samen te werken. Of het gaat over domeinoverstijgende samenwerking of over het samenwerken in zorgketens, het is duidelijk dat zorgaanbieders die erin hebben geïnvesteerd om hun organisatie samenwerkingsvaardig te maken een grotere kans maken om een sleutelpositie te verwerven in de ouderenzorg van de toekomst.

Henry Goverde